In ‘Papyrus. Een geschiedenis van de wereld in boeken’, schrijft Irene Vallejo op pagina 177 het volgende: “In feite heeft elke verzamelaar een inventaris nodig. De dingen die men met zo veel liefde verzamelt kunnen op een dag weer verspreid raken, verkocht of geplunderd worden zonder dat er een spoor achterblijft van de passie en de kennis waar de vorige eigenaar door gedreven werd. … Alleen in een catalogus overleeft de collectie haar schipbreuk. Het is het bewijs dat ze ooit heeft bestaan als een geheel, als een zorgvuldig uitgewerkt plan, als een kunstwerk.”
Voor wat betreft mijn pesoonlijke bibliotheek ben ik geen waardig opvolger van Callimachus van Cyrene, de vader van de bibliothecarissen. Wel doet deze passus mij terug grijpen naar enkele mooie boeken die ik bezit en her en der heb gekocht, 'Antwerpen', 'Jeunesse', 'Thérèse Etienne' en andere titels, met prachtige verluchtingen die onze Vlaamse houtsnijders ervoor sneden, onder meer van Frans Masereel en Joris Minne die samen met de gebroeders Cantré tot de grote vier worden gerekend. Masereel schiep van 'Antwerpen' en 'De stad' een waar beeldverhaal. Van een grote vrolijkheid getuigen de gekleurde houtgravures van Edgard Tytgat.
Van mijn vader erfde ik ‘150 jaar Katholieke arbeidersbeweging in België 1789-1939’ waarvan de drie lijvige volumes onder redactie van S.H. Scholl verschenen in 1963-1966 bij De Katholieke uitgeversmaatschappij S.V. De Arbeiderspers. Zij nemen een bijzondere plaats in zowel in mijn bibliotheek als in mijn hart. Houtsnedes van de oersocialist Frans Masereel sierden het stofwikkel en het binnenwerk van het 3de volume dat betrekking had op de periode 1914-1939. De kunstenaar maakte beklijvende houtsneden over het leven van de arbeider. Velen zijn het vergeten, maar het leven van de arbeiders in de vorige eeuw, zeker tijdens de eerste helft, was vaak hard, hun strijd vaak grimmig. Frans Masereel heeft als geen ander het lief en leed van het Vlaamse werkvolk vereeuwigd.