Archeologisch onderzoek

Het archeologisch onderzoek speelt een cruciale rol in de reconstructie van de geschiedenis van de noordelijke provincies en kende de afgelopen decennia een hele ontwikkeling. Onder andere de conflictarcheologie, dit wil zeggen het archeologisch, historisch en bouwhistorisch onderzoek naar resten van krijgshandelingen, leidde tot andere benadering van specifieke vondsten. De ruimere toepassing van natuurwetenschappelijke methoden tijdens de laatste decennia leidde ondertussen tot nieuwe inzichten onder meer op het vlak van migratiepatronen, voedselvoorziening en demografische veranderingen.[1] De keerzijde van de medaille is een explosie aan opgravingsverslagen en publicaties. De hoeveelheid nieuwe informatie is van die aard dat het nauwelijks nog mogelijk is om alle ontwikkelingen in de volle breedte bij te houden. Daarbij komt dat geschreven teksten en archeologische vondsten vaak niet met elkaar in overeenstemming zijn. Zo ontbreekt tot op heden archeologisch bewijs voor de nederlaag van het anderhalve legioen van Sabinus en Cotta tegen de Eburonen onder leiding van Ambiorix. Dit gebrek aan materiële bevestiging heeft ertoe geleid dat sommigen zelfs de historiciteit van Ambiorix in twijfel trekken, ondanks zijn vermelding in meerdere literaire bronnen. Een dergelijke benadering vertrekt vanuit de veronderstelling dat historische teksten pas betrouwbaar zijn als de feiten archeologisch bevestigd worden. Het is duidelijk dat men daarbij voorbijgaat aan de specifieke methoden van historische kritiek van de geschreven bronnen.[2] Ook het archeologisch onderzoek ziet zich voor vergelijkbare moeilijkheden geplaatst indien bij voorbeeld teksten ontbreken die de vondsten toelichten. Dat geldt onder meer voor de interpretatie van graffiti op aardewerk in de Rijn-regio die soms al te gemakkelijk aan militairen worden toegeschreven.

Het archeologisch onderzoek heeft tijdens de laatste decennia een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Men hoeft hiervoor maar de vergelijking te maken tussen K.J. STEEHOUWER & A.H.C. WARRINGA, 1985, Archeologie in de praktijk. Methoden en technieken voor de (amateur-)archeoloog, Weesp en J. LENDERING, 2023, Oudheidkunde is een wetenschap en dat mag je ook best eens uitleggen, Utrecht. Dat neemt niet weg dat de resultaten van oudere opgravingen nog steeds een belangrijke plaats innemen. Een eerste algemene introductie werd even voor het midden van de vorige eeuw aangereikt door H. VAN DE WEERD, 1944, Inleiding tot de Gallo-Romeinsche archeologie der Nederlanden, Antwerpen. Voor Nederland verwijzen wij graag naar J.H.F. BLOEMERS, L.P. LOUWE KOOIJMANS & H. SARFATIJ, 1981: Verleden land. Archeologische opgravingen in Nederland, Amsterdam waarin een aantal belangrijke archeologische sites worden besproken. Een systematische bibliografie vindt de lezer bij in de Bibliografisch repertoria van de oudheidkundige overblijfselen, die M. LESENNE tussen 1962 en 2003 samenstelde. Verder is onontbeerlijk Marie-Thérèse et Georges RAEPSAET-CHARLIER, 1975, Gallia Belgica et Germania Inferior. Vingt-cinq années de recherches historiques et archéologiques, in: Aufstieg und Niedergang der römischen Welt. Geschichte und Kultur Roms im Spiegel der Neueren Forschung. II Principat, 4, Berlin et New York. Een status quaestionis voor het onderzoek in Vlaanderen vindt de lezer in A. VANDERHOEVEN, M. MARTENS & A. LENTACKER, 2022:  Onderzoeksbalans archeologie in Vlaanderen: Romeinse tijd, Onderzoeksrapporten Agentschap Onroerend Erfgoed 238.

Voor rapporten allerhande kan de lezer onder meer terecht op de website van het Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaanderen, voor Nederland op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, afdeling Archeologie. Voorts stellen de meeste archeologiebureaus hun opgravingsrapporten op de eigen websites ter beschikking.

 

[1] Zie J. LENDERING, 2023, Oudheidkunde is een wetenschap en dat mag je ook best eens uitleggen, Utrecht.

[2] Vgl. M. BOONE, 2005, Historici en hun métier. Een inleiding tot de historische kritiek, Gent.