Vandaag lees ik op de website van De Standaard dat Minister Matthias Diependaele de borstel door de beschermingsbesluiten wil halen.
“Vlaanderen heeft 11.500 beschermde monumenten. Matthias Diependaele laat nu onderzoeken welke daarvan gedeclasseerd kunnen worden.” Een deel van die beschermde monumenten vallen onder de circa 1.500 beschermde stads- en dorpsgezichten en worden dus dubbel beschermd. Het begijnhof van Sint-Truiden is een voorbeeld van een ensemble, waar talrijke beschermingen opzitten. Alleen al door die dubbels eruit te halen, kan men allicht al duizend beschermingen wegwerken.’
Daarnaast wil men ook werk maken van een declassering van erfgoed met te geringe erfgoedwaarde en het leggen van de verantwoordelijkheid bij de lokale besturen. Mij lijkt het dat de inspiratie wordt gehaald bij de regelgeving die geldt voor onze roerende kunstschatten die in de Topstukkenlijst zijn opgenomen. Op zich is een dergelijke politiek verdedigbaar. Maar het wordt een delicate oefening. Met een declassering vallen niet alleen de subsidies van de Vlaamse Gemeenschap weg. “Als de bescherming opgeheven wordt, vervallen ook de verplichtingen die eraan vasthangen. Dan moeten eigenaars niet meer voldoen aan de voorwaarden van het Agentschap Onroerend Erfgoed.” En daar ligt één van de belangrijke problemen. Op het lokale niveau is doorgaans onvoldoende expertise inzake erfgoed aanwezig. Het zet de deur verder open voor verwaarlozing van erfgoed en de invloed van projectontwikkelaars die vooral geïnteresseerd zijn in het bouwen van huizen en appartementen. De stimulans om het historische erfgoed te integreren in hedendaagse projecten valt dan volledig weg.
Mij lijkt het belangrijk om niet de bescherming op te heffen, maar wel het erfgoed via een waardering in een soort categorieën op te delen en op basis daarvan de verantwoordelijkheden te verdelen tussen de Vlaamse en lokale overheden. Bovendien lijkt het mij belangrijk dat daarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen restauratiepremies voor belangrijke monumenten en onderhoudspremies voor waardevol erfgoed waardoor verwaarlozing kan worden tegen gegaan. Het zou in die context veel interessanter worden nauwer op private eigenaars toe te zien inzake de onderhoudsplicht van erfgoed. Tenslotte zou de overheid veel vlotter tot onteigening moeten kunnen overgaan bij verwaarlozing van erfgoed waarin het via restauratiesubsidies reeds zwaar in heeft geïnvesteerd. Het kasteel van Rijkel, ooit prachtig gerestaureerd door de Provincie Limburg en vervolgens verkocht is nu na 25 jaar opnieuw een halve ruïne. Het is een perfect voorbeeld van manifeste verwaarlozing.
Foto's: het kasteel van Rijkel omstreeks 2000 (onder) en in 2020 (boven)