De Clivus Suburanus in Rome

Tijdens onze laatste citytrip naar Rome in begin van december zaten wij ’s avonds in een klein pizzarestaurant in de Via di San Martino ai Monti. De naam ervan was Il Brigantino. Wij hadden er een tafeltje naast een honderdjarige Romein die daar samen met zijn twee zonen en een neef uit Nederland een pizzaatje aan het eten was. Hij vertelde ons dat één van de mooiste kerken van Rome met schitterende mozaïeken de Basilica di Santa Prassede was, waarvan de oude hoofdingang een honderdtal meter verder lag.

De Clivus Suburanus was een straat in het oude Rome, vernoemd naar de volkswijk Subura, onder meer bekend uit de epigrammen van de dichter Martialis. Hij beschrijft deze straat als "het steile pad als je de Subura gepasseert bent" (Martialis, Ep., X, 20, 5). De oplopende Clivus Suburanus vormde een onregelmatige voortzetting van de Subura en liep tussen de Mons Oppius en de Mons Cispius naar de Porta Esquilina in de Servische Muur. Wanneer je de Clivus afdaalde, kwam je uit op het Argiletum, een straat die links van de Basilica Aemilia in noord-zuidelijke richting liep.

Het Argiletum was een belangrijke straat nabij het Forum, dicht bij het Comitium en de Curia, en fungeerde als een soort 'informele' ontmoetingsplaats voor senatoren alsook voor mensen met een minder goede reputatie. Daarnaast was het de straat van de boekverkopers en werd daarom geregeld vermeld door antieke auteurs zoals Horatius, Martialis, en Seneca, die ook de namen van de hun vertrouwde boekverkopers doorgaven.

Een deel van de Clivus Suburanus is afgebeeld op een fragment van de Forma Urbis Romae, een grote marmeren stadskaart van het antieke Rome uit het begin van de derde eeuw. Deze kaart was opgesteld in de aula van de gerestaureerde Vredestempel van Vespasianus. De muur van de aula waaraan de kaart oorspronkelijk was bevestigd, bestaat nog steeds en maakt nu deel uit van de achtermuur van de Santi Cosma e Damiano. Op deze kaart stonden de winkels en de huizen die aan het begin van de derde eeuw langs de straat lagen. De resten van de bestrating suggereren dat de straat langs de route liep van de huidige via di Santa Lucia in Selci, via di San Martino en via di S. Vito.

Vanaf de Subura moet ik een opwaarts pad overwinnen; nooit zijn daar de stenen schoon en droog. Ik heb de grootste moeite om lange rijen van ezels te doorbreken en marmerblokken, door talrijke kabels gesleept. (Martialis, Ep., V, 22, 5-8)

 

Vanuit de stad leidde de Clivus Suburanus naar de Porta Esquilina, een van de oude stadspoorten in de Muur van Servius Tullius. Volgens de overlevering dateert deze poort uit de zesde eeuw voor Christus, toen de omwalling gebouwd zou zijn door de Romeinse koning Servius Tullius. Archeologisch onderzoek, onder andere in de Cripta di San Vito, wijst echter op een bouwdatum in de loop van de vierde eeuw voor Christus.

De poort bevond zich aan het zuidelijke uiteinde van de agger op de Mons Esquilinus. Tegen het einde van de Republikeinse tijd was zij vermoedelijk vervallen. Keizer Augustus liet haar rond 7 voor Christus herbouwen, waarbij twee kleinere doorgangen werden toegevoegd aan beide zijden van de hoofdpoort. In 262 werd de poort door Aurelius Victor omgebouwd tot een triomfboog ter ere van keizer Gallienus. Het is deze Boog van Gallienus die tot op de dag van vandaag nog steeds op diezelfde locatie in de Via San Vito staat. De twee kleinere doorgangen werden aan het einde van de veertiende eeuw afgebroken. Voorbij de poort begonnen de Via Tiburtina, de Via Labicana en de Via Praenestina die echter pas voor de Porta Praenestina in de Aureliaanse Muur van de Via Labicana aftakte.

Tijdens onze wandeling over de Clivus Suburanus bezochten we de Basilica di Santa Prassede, een van de favoriete kerken van paus Franciscus. Deze heilige, in het Latijn Praxedis, was volgens de overlevering een dochter van Pudens, de Romeinse senator die wordt genoemd in de tweede brief van de apostel Paulus aan Timotheüs (4:21). Samen met haar zuster Pudentiana zou zij een belangrijke rol hebben gespeeld tijdens de christenvervolgingen onder keizer Antoninus Pius.

 

De Basilica di Santa Prassede, gebouwd in de negende eeuw, is geïnspireerd op de oudchristelijke basilica’s en bevindt zich op korte afstand van de Basiliek van Santa Maria Maggiore. Het atrium voor de gevel en de oorspronkelijke hoofdingang aan de Via di San Martino ai Monti worden niet langer gebruikt. Tegenwoordig is de kerk alleen toegankelijk via de zij-ingang aan de Via di Santa Prassede.

De mozaïeken in de basiliek, die rond 820 zijn vervaardigd, behoren tot de mooiste uit die periode en maken een bezoek aan deze kerk meer dan de moeite waard. Het allermooiste in de Santa Prassede is de San Zeno kapel, die volledig versierd is met de meest schitterende voorstellingen. Het is trouwens de enige kapel in Rome die volledig met Byzantijnse mozaïeken is gedecoreerd en die zich zonder veel moeite kunnen meten met mozaïken van Ravenna.

Vertaling Martialis: Poet Schrijvers, 2019, Martialis. Verzamelde epigrammen, Amsterdam.