Er bestaat weinig informatie over de wijze waarop de Romeinen tijdens de winter reisden. De beschrijving van Livius van de winterse overtocht van de Alpen door Hannibal en zijn leger is één van de weinige teksten die wat uitvoeriger op 'reizen' tijdens de winter ingaan. Wij lezen daarin onder meer:
Maar dat bleek helemaal onmogelijk; er was daar namelijk op een oude sneeuwlaag weer verse sneeuw gevallen en deze, die nog zacht was en niet erg hoog lag, bood eerst wel een makkelijken ondergrond voor degenen, die er op liepen; toen zij echter onder de voeten van zoveel mensen en dieren wegsmolt, ging de tocht over het ijs daaronder en door het smeltwater. En dat werd een afschuwelijke worsteling: men kon op het gladde ijs niet overeind blijven, te minder omdat men bergafwaarts liep; zodat ze zelfs, als ze, steunend op de handen of op een knie, wilden opstaan, hun steun voelden wegglijden en voor de tweede maal neervielen; en geen boomstam of wortel zagen ze, om er den voet tegen schrap te zetten of zich aan op te hijsen; zo werd er maar wat rondgebuiteld in die vlakte van louter ijs en sneeuwwater. De lastdieren zakten soms ook in de onderste sneeuw weg en als zij dan vielen en te hard met hun poten sloegen bij hun pogingen om weer op te staan, braken zij er helemaal doorheen, zodat zeer vele, als in voetboeien gekluisterd, vastzaten in de harde en dikke ijslaag.
Een reis tijdens de winter over de weg van Keulen via Tongeren en Tienen naar Boulogne-sur-Mer was ongetwijfeld niet te vergelijken met de Alpenovertocht van Hannibal. Maar een pretje was het allerminst, ondanks het idyllische uitzicht van de landschappen!
Livius AUC XXI, 36 (vert. Jan Van Gelder)
De Romeinse weg tussen Tongeren en Keulen ter hoogte van de Marteman (zie ook Afbeelding boven)
De Romeinse weg tussen Tongeren en Tienen ter hoogte van Widooie