Oclatius, signifer van de ala Afrorum Veterana

Gepubliceerd op 7 augustus 2023 om 21:11

Nogal wat Tongenaars waren soldaat in het Romeins leger. Eén van hen was Oclatius, de zoon van Carvus, die als vaandeldrager dienst deed in de ala Afrorum Veterana. Hij schopte het tot onderofficier. Zijn mooi verzorgde grafsteen werd in 1922 in de Kölner Straße in Neuss tijdens het uitgraven van fundamenten voor een huis gevonden. Onmiddellijk achter de stèle werden vier stuks aardewerk van het einde van de 1ste eeuw na Christus teruggevonden die als grafgiften werden geïnterpreteerd.

 De tekst van de grafstèle gaat als volgt:

Oclatio Carvi f(ilio) / signif(ero) alae Afror(um) / Tungro frater h(eres) f(aciendum) c(uravit)

Aan Oclatius, zoon van Carvus, vaandeldrager van de ala Afrorum, Tunger. Zijn broer, de erfgenaam, heeft het laten maken.

Boven het opschrift staat Oclatius afgebeeld als signifer. Hij is gekleed in een mantel en houdt in de rechterhand het veldteken van de eenheid. Dat stelt de kop van een leeuw in vooraanzicht voor, waarboven een speerpunt. Aan de rechterkant draagt hij tevens een kort wapen waarvan men de knop ziet. In de linkerhand houdt hij de mappa. In de nis onder de inscriptie leidt een staljongen een paard naar rechts. Hij is gekleed in een soort tunica en houdt over de schouder een bezem. Het paard is opgetuigd met een kleed. Aan veel jonge mannen schonk het Romeins leger kansen, een mooie wedde, maar vaak ook een kort leven.

Oclatius is afkomstig van het bestuursdistrict van de Tungri. Volgens de taalkundige L. Weisgerber is de naam Oclatius van Illyrische herkomst. Het is evenwel ook mogelijk dat Oclatius een naam van Latijnse herkomst is, te vergelijken met Oculatus of Oclatus. 

Carvus, de naam van zijn vader, is van Illyrische herkomst te vergelijken met het nomen Carvius en het cognomen Carvanius. Oclatius had nog een broer die verder onbekend bleef.

De ala Afrorum Veterana  werd oorspronkelijk in Afrika gerekruteerd waar de eenheid vóór de Batavenrevolte was gestationeerd, wellicht in Africa Proconsularis. De eenheid was een ala quinquagenaria dat wil zeggen ruitereenheid met in totaal ongeveer 500 cavaleristen. Van Afrika werd de eenheid in de eerste helft van de 1ste eeuw na Christus naar  de provincie Moesia overgeplaatst. Men neemt aan dat de eenheid tijdens de Batavenopstand naar Germania Inferior werd gestuurd. In deze onrustige periode vond daar een belangrijke concentratie van troepen plaats. In Germania Inferior wordt de ala Afrorum Veterana  vermeld op de diplomata van 78 en 83/96. De graf- en votiefopschriften die de eenheid vermelden, stammen uit de regeringsperiode van de Flavische keizers en uit de aanvang van de bewindsperiode van Traianus. Wellicht was de eenheid in eerste instantie in Krefeld Gellep gelegerd. Op het einde van de 1ste eeuw (80-90) verhuisde de ala naar Burginatium (Alt Kalkar) waar zij de ala Noricorum opvolgde. Daar werd de ala afgelost door de ala Vocontiorum. Het vertrek van de ala Afrorum uit Burginatium hangt waarschijnlijk samen met de opstand van L. Antonius Saturninus in 89 die zich tevergeefs uitriep als keizer tegen Domitianus. Uit de bronnen kunnen wij opmaken dat de ala Afrorum zeker in Germania Inferior opereerde tot het jaar 158, met uitzondering van de periode 88/89 tot 98 na Christus. Toen vocht de eenheid onder bevel van Domitianus tegen de Daciërs. Daarmee misten ze de titel Pia Fidelis ('plichtsgetrouw en loyaal') die in 89 na Christus aan alle eenheden in Germania Inferior werd gegeven. 

De Tunger Oclatius werd kort na 70 ingelijfd in de ala Afrorum Veterana. Op het ogenblik van zijn overlijden was hij een signifer. Het is mogelijk, maar niet zeker dat Oclatius als een jonge rekruut bij de ala Afrorum in dienst trad. Het zou kunnen dat hij reeds in een andere hulptroep aan het Rijnfront diende en naar aanleiding van zijn promotie tot signifer bij de ruitereenheid van de Afrikanen werd ingedeeld. Enkel de meest betrouwbare soldaten werden gekozen als vaandeldragers. Hoe dan ook was de eenheid op dat ogenblik in Krefeld Gellep gekazerneerd. De Romeinse hulptroepen die in de Rijnstreek gestationeerd waren, deden ook na de opstand van Civilis regelmatig een beroep op rekruten uit Germania Inferior, Superior en Gallia Belgica. De aanwezigheid van deze militair in de ala I Afrorum veterana is dus niet verwonderlijk. De eenheid lag niet ver verwijderd van de civitas Tungrorum. Net zoals in de voorgaande periode bleef men in het bestuursdistrict van de Tungri militairen ronselen voor de Rijnlegers. Bovendien treft men in deze ruitereenheid verschillende andere rekruten uit deze periode aan.  Het grafmonument van Oclatius uit Neuss kan wellicht in verband worden gebracht met de mogelijke aanwezigheid van de ala Afrorum in Krefeld Gellep. Dat de eenheid op het einde van de 1ste eeuw in Neuss zelf werd gestationeerd, is minder waarschijnlijk.

 

De grafsteen van Oclatius wordt bewaard in het Clemens Sels Museum in Neuss.