Zuid-Frankrijk is een paradijs van archeologische sites. In de regio rond Arles, waar de Gallo-Romeinse geschiedenis nog zo voelbaar is, zwerf ik het liefst rond. In 2007 bezocht ik het aquaduct en de watermolens van Barbegal. Het watermolencomplex dat van de 2de eeuw n.C. dateert, ligt in de Franse gemeente Fontvieille niet zo ver van Arles. Het was de grootste industriële site voor meelproductie in de antieke wereld.
Liefst zestien molens in een patroon van twee rijen telde deze site. Het water werd over twee aquaducten vanuit de Alpilles aangevoerd. Ze kwamen beide samen in Barbegal. Achter het molencomplex liep het aquaduct van Pont-de-Crau, dat de stad Arles van water voorzag.
De site werd tijdens de jaren 30 en 40 van de vorige eeuw opgegraven door de Franse archeoloog Fernand Benoit. Hij interpreteerde het complex als een hydraulische meelfabriek. Hij was de mening toegedaan dat het complex van de late 3de eeuw dateerde. Nu neemt men echter aan dat de bouw ervan teruggaat op de regeerperiode van Trajanus. Ook de ramingen inzake productie moest men herzien. Fernand Benoit schatte dat dagelijks 4,5 ton meel kon worden geproduceerd. Maar volgens latere berekeningen zou dat tot 25 ton per dag kunnen geweest zijn. Een vergelijkbaar complex bevond zich bij de Janiculum in Rome. Dat is nu grotendeels verdwenen. Ook bij Caesarea en Simitthus, het hedendaagse Chemtou in Tunesië, vonden de archeologen parallelle watermolens terug. Nergens in het Romeinse rijk werd echter de schaal van Barbegal geëvenaard.
Het molencomplex bleef in gebruik tot rond het einde van de oudheid.
Fernand Benoit (1940), "L’usine de Meunerie Hydraulique de Barbegal (Arles)", in: Revue Archéologique, nr. 15, p. 19-80.