Volgens voorstanders van een historisch canon bestaan er voldoende redenen om het in te voeren. Zij verwijzen naar de falende historische kennis, een zwakke volksidentiteit en een bijhorend gebrekkig burgerschap. Zij zijn hoe dan ook van oordeel dat het hoog tijd is dat men eindelijk afscheid neemt van het postmodernisme dat vijandig staat tegenover de erflaters van de westerse cultuur en dat men een tegengewicht plaatst tegen het heilloze cultuurrelativisme. Daarom moet een historisch canon de sleutelmomenten van de geschiedenis weergeven, de grote gebeurtenissen uit de geschiedenis, de ankerpunten uit ons gedeeld verleden die iedere burger zou moeten kennen. Nederland heeft zijn canon, in Vlaanderen woedt de discussie erover volop.
In feite is er weinig nieuws onder de zon. Enkele dagen geleden nam ik Livius nog eens ter hand. In de praefatio vroeg hij zich af hoe een volk dat door dapperheid en heldenmoed zo groot geworden is, zo diep kon vallen? Toen Livius zijn magistrale Ab urbe condita schreef, wilde hij niet zozeer een objectieve geschiedenis van Rome aanreiken, maar eerder het grootse verleden van het Romeinse volk te boek stellen. Zijn ambities lagen niet in de originaliteit of in een kritische benadering van de geschiedenis van Rome. In zijn inleiding omschreef hij dat als volgt: “Je ziet alle mogelijke leerzame voorbeelden als het ware vastgelegd op een schitterend monument vóór je. Daaruit kun je kiezen wat je ter wille van jezelf en van je land wilt navolgen, en wat je uit de weg wilt gaan omdat het in opzet of resultaat verwerpelijk is.” (Livius, Ab urbe condita, Praef., vert. F.H. van Katwijk-Knapp, 1997).
Livius legt het accent op de ethische waarde van de geschiedschrijving. Hij legt daarbij de nadruk op de mores maiorum, de goede eigenschappen van de voorvaderen. De belangrijke mores maiorum waren Piëtas of Plichtsbesef, Gravitas of Waardigheid en Virtus of Dapperheid. In een tijd van enorme politieke problemen en zedelijk verval stelde hij zich daardoor ook ten dienste van het Augusteïsche réveil. Dat streefde naar de restauratie van het machtige Rome. Historici wezen er op dat Livius zich onafhankelijk van keizer Augustus opstelde. Dat is echter niet de kern van de zaak. Het gaat specifiek om de leerzame voorbeelden, positief of negatief, uit het majestueuze verleden van de eeuwige stad, een narratief dat in het verlengde ligt van een ethisch discours over de grootsheid van Rome dat politiek en ideologisch ook door keizer Augustus werd gehanteerd.
En zo komt je terecht bij een historisch canon, de leerzame voorbeelden als het ware vastgelegd op een schitterend monument. Dat vertegenwoordigt steeds een keuze die ideologisch gekleurd is. En dus stelt zich de vraag: “Wie kiest het verleden?”