Het einde van de 18e en het begin van de 19e eeuw wordt gekenmerkt door een verlangen naar Italië, naar Rome en naar klassieke oudheden. Talrijke dichters, schilders, beeldhouwers en architecten trokken er naar toe. Onder hen was ook Johann Wolfgang von Goethe. Het verlangen naar Italië en bijzonder naar Rome werd sinds Goethe's Italiaanse reis een topos, ook de belichaming van het klassieke onderwijs bij uitstek. De ‘Italienische Reise’ van Goethe is waarschijnlijk de meest bekende van al de Italiaanse reisbeschrijvingen.
Johann Wolfgang von Goethe arriveerde eind oktober in Rome. In zijn dagboek schreef hij op 1 november 1786: “Ja, eindelijk ben ik dan in de hoofdstad der wereld aangekomen!... Het verlangen Rome te bereikten, was zo groot en nam met het uur toe, dat ik mij nergens meer rust gunde en mij slechts drie uur in Florence ophield. Nu ben ik hier en rustig, en heb naar het schijnt voor mijn gehele leven rust gekregen.” Hij logeerde vanaf 29 oktober 1786 een tijdje in de Albergo dell’ Orso in de Via dell’ Orso tot hij Johann Tischbein ontmoette en zijn intrek nam in het pand aan de Via del Corso 18, waar vandaag het Casa di Goethe gevestigd is.
De Via Appia waarvan de aanleg startte in 312 v.C., maakte samen met het Romeinse wegennet in Italië op tijdgenoten reeds een grote indruk. Dat was ook het geval bij reizigers zoals Johann Wolfgang von Goethe en Lord Byron tijdens hun Grand tour. Goethe was op 11 november 1786 over de Via Appia naar het rotondegraf van Caecilia Metella gewandeld. “Heut' hab' ich die Nymphe Egeria besucht, dann die Rennbahn des Caracalla, die zerstörten Grabstätten längs der Via Appia und das Grab der Metella, das einem erst einen Begriff von solidem Mauerwerk gibt. Diese Menschen arbeiteten für die Ewigkeit, es war auf alles kalkuliert, nur auf den Unsinn der Verwüster nicht, dem alles weichen mußte.”, zo schrijft hij in zijn Italienische Reise.
Een bekend meesterwerk van Johann Tischbein, Goethe in der römischen Campagna (1787), portretteert de Duitse schrijver naast een Grieks relief in marmer dat de ontmoeting van Iphigenia met Orestes voorstelt en op de achtergrond de tombe van Caecilia Metella. Het thema van het Griekse relief was niet toevallig. In 1779 had Goethe de tragedie van Iphigenia in Tauris van Euripides herschreven. Op 9 december 1786 schreef Tischbein in een brief aan Johann Caspar Lavater: “Ik ben aan het portret van Goethe begonnen en zal het levensgroot maken, hoe hij op de ruïnes zit en nadenkt over het lot van menselijke werken. " Goethe zelf vermeldde het portret ook enkele malen. Op 29 december schreef hij: “Zijn schets is al gereed en hij heeft zijn linnen reeds opgespannen. Hij zal mij levensgroot uitbeelden, als reiziger, gehuld in een witte mantel, in de open lucht, zittend op een omgevallen obelisk, uitziend over de ver op de achtergrond gelegen ruïne van de Campagna di Roma. Het zal een mooi werk worden!”
Reactie plaatsen
Reacties