Twee tentoonstellingen hebben een belangrijke rol gespeeld in mijn visie op kunst verzamelen. In 1994 bezocht ik in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden de tentoostelling “Ooit van Freud” naar aanleiding waarvan het mooie boek "Freud, de sfinx van Wenen. De archeologische collectie van Sigmund Freud” (1993) werd uitgegeven. Einde 2008 was de tentoonstelling “La passion à l’oeuvre. Rodin et Freud Collectionneurs, in het Musée Rodin in Parijs een openbaring.
Sigmund Freud was een passioneel verzamelaar. Een blik op enkele foto's van zijn werkkamer laat iedere twijfel daaromtrent verdwijnen. De psychoanalyticus bezat een uitgebreide verzameling Egyptische, Chinese, Griekse en Romeinse objecten . Toen hij in 1939 overleed, bezat hij niet minder dan 3000 antikwiteiten. De archeologie beschouwde hij als een metafoor voor de psychoanalytische therapie: "De psychoanalyticus moet, net als de archeoloog bij zijn opgravingen, de psyche van de patient laag voor laag blootleggen, voor hij bij de diepst verborgen, meest waardevolle schatten komt." Sigmund Freud bezat echter niet enkel archaeologica uit de Egyptische of Grieks-Romeinse Oudheid. Hij was ook een gepassioneerd verzamelaar van kunstobjecten, gravures en prenten van de middeleeuwen tot de 19de eeuw.
Freud was ook een man van de rede, van de logos. Hij had een sterk geloof in de deugd van de zelfbeheersing, maar was tegelijk wars van de hypocrisie ten aanzien van de menselijke behoeften en verlangens. Freud zag de menselijke driften als een belangrijke drijfveer van het handelen. Het eigenlijke levensdoel van de individuele persoon ligt in de bevrediging van zijn aangeboren driften waarbij Eros en Thanatos, de twee fundamentele driften van het leven, de meest prominente plaats innemen. Het feit dat Freud die driften als één van de fundamenten van het menselijke handelen in zijn psychoanalyse op de voorgrond plaatste, betekende een ongelooflijk belangrijke stap in de psychologie en de psychiatrie.
Eros helpt de mensen te overleven. In de oudste fase van de geschiedenis was het verzamelen van voedsel essentieel voor dat overleven. Met de Neolithische revolutie en de ontwikkeling van de landbouw en de veeteelt omstreeks 10.000 v.C. viel de noodzaak van het verzamelen weg. In Noordwest-Europa valt deze ontwikkeling tussen ca. 6000 - 5.500 v. Chr.. De hier aanwezige volkeren bouwden vanaf die periode huizen en schakelden over op landbouw en veeteelt. Maar klaarblijkelijk verdween daarmee niet de behoefte om te verzamelen. Sedert het wegvallen van deze noodzaak zijn mensen immers steeds de meest uiteenlopende voorwerpen blijven verzamelen. De Romeinen verzamelden in hun luxe villa’s prachtige Griekse beeldhouwwerken van de grootste kunstenaars zoals Polykleitos en Praxiteles. Rubens was een gepassioneerd verzamelaar van kunstvormen allerhande. Zijn verzameling groeide uit tot één van de omvangrijkste en fraaiste in Antwerpen. Ook de Medicis en Kardinaal de Richelieu waren vooraanstaand verzamelaars van topkunst. En vandaag verzamelen de grote ondernemers zoals Louis Vuitton, Fernand Huts en Marc Coucke en willen er soms een eigen museum mee vormen.
Is verzamelen een gesublimeerde erotische drift? Die indruk zou je kunnen krijgen als je nagaat hoeveel mensen op één of andere wijze passioneel verzamelen en hiermee een eigen universum creëren. De psychoanalyse heeft ondertussen aangetoond dat het verzamelen, of het nu gaat om antikwiteiten, postzegels of schilderijen, deel uitmaakt van het vroege erotische genot en dit in stand houdt. Ieder verzamelaar zal dat in zekere zin erkennen: hij kijkt met liefde naar zijn werk, betast en streelt zijn geliefde stukken. Bovendien heeft verzamelen van kunst geen nut, maar geeft het wel macht, controle, genot. Als men een verzamelaar aan een psychoanalyse onderwerpt, aldus Mario Praz in ‘Huis van het leven’ (p.20), dan komt hij er vaak niet al te best van af. Uit ethisch oogpunt heeft hij zeker iets uitermate zelfzuchtig en beperkt, iets uitgesproken vrekkigs. Fernand Huts wil graag laten uitschijnen dat hij zijn fortuin ook wil inzetten voor de bevolking. En dan stel ik mij de vraag of het toch niet meer te maken heeft met de bevrediging van zijn gesublimeerde driften?