Over M. Tullius Cicero en Donald Trump

Gepubliceerd op 6 november 2020 om 22:10

De Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2020 zullen in de toekomst wellicht niet alleen geboekstaafd worden als de meest spannende ooit. Het zullen ook de verkiezingen zijn van de morele teloorgang van de zetelende president Donald Trump die de waarden van de democratie tijdens het verkiezingsproces voortdurend openlijk in vraag stelt.

Vergelijkingen met het verleden lopen doorgaans mank. Dat neemt niet weg dat de insinuaties en machinaties van Donald Trump mij aan een brief van Cicero doet denken. Tijdens de late republiek was Rome een twee-partijenstaat. De optimates rekruteerden hun leden vooral onder de nobiles, laat ons zeggen de hogere klasse. Naast M. Tullius Cicero was ook M. Porcius Cato één van de vooraanstaande leiders. De populares, waartoe Pompeius, Caesar en Crassus hoorden, rekruteerden vooral onder de gewone burgers. De tweestrijd tussen die twee politieke kampen was hard en meedogenloos en de politieke zeden waren niet bepaald verfijnd. Bij verscheidene gelegenheden werd de repuliek bovendien met de dreiging van een burgeroorlog gechanteerd door haar politici, zo bij voorbeeld door Pompeius, Crassus en Caesar in 60 v.C., Caesar in 49 v.C. en tenslotte Octavianus in 43 v.C. De senaat boette steeds meer aan gezag en prestige in. Dat was niet te verwonderen gezien de voortdurende tweespalt binnen haar gelederen en de manipulatie van de eerbiedwaardige vergadering door gewiekste politici. Ergens in juli van 59 v.C. schreef Cicero in een brief aan zijn goede vriend Atticus het volgende over het consulaat van Caesar en het driemanschap met Pompeius en Crassus:

De waarheid is dat dit het meest infame, abjecte en door mensen van allerlei allooi  gehate bewind is dat er ooit is geweest, erger nog, ik bezweer het je, dan ik ooit had kunnen wensen, laat staan verwachten. De ‘populisten’ hebben zelfs kalme burgers leren sissen (Cicero, Ad Att., 2, 19)

Het is duidelijk dat Cicero beslist niet gelukkig was met de politieke situatie. Hij zag hoe de auctoritas van de senaat voortdurend werd ondermijnd. Van het verheven ideaal van Cicero bleef nauwelijks iets over. Met de opkomst van Caesar gleed Rome pijlsnel af in de richting van de dictatuur. De definitieve instorting van Cicero’s zo gekoesterde republiek was nabij. Gedegouteerd door de gebeurtenissen noemde hij Caesar in zijn essay over de morele plichten  een misdadiger omdat hij de vernietiging van wet en vrijheid rechtvaardigde (Cicero, De officiis, 3, 83).

 

Foto: M. Tullius Cicero, Musei Capitolini, Rome, 8 december 2016.

(Zie verder R. Nouwen, De erfenis van de oudheid voor de mens van nu, 2011, p. 81 e.v.)