"Vondsten metaaldetector-amateurs leiden tot nieuwe historische inzichten" zo luidde de titel van een nieuwsbericht van 14 juli 2020 op de website van de Nederlandse Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed!
Mijn aandacht was gewekt. Volgens het bericht werden de afgelopen vier jaar bijna 75.000 archeologische vondsten van metaaldetector-amateurs geregistreerd. Sinds 2016 worden deze vondsten online gepubliceerd door het Portable Antiquities of the Netherlands (PAN). Het gaat om een samenwerkingsproject van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU), de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de Universiteit Leiden (UL) en de Rijksuniversiteit Groningen (RuG). Volgens de initiatiefnemers heeft dat tot nieuwe historische inzichten geleid. Niet alleen Bataven dienden in het Romeinse leger, maar ook jongemannen uit Noord-Nederland, dat buiten het Romeinse Rijk viel. Specifiek gaat het over de Frisii. Ik lees in de tekst "De invloed van het Romeinse Rijk reikte dus blijkbaar tot ver buiten zijn grenzen. Zonder de grootschalige inventarisatie van metaalvondsten door PAN was dit hoofdstuk nooit aan het verhaal van de Romeinse tijd in Nederland toegevoegd."
Is dat zo nieuw? Van de Bataven is genoegzaam bekend dat zij straffe militairen aan de Romeinse hulptroepen leverden. Zij stelden een cavalerie-eenheid en liefst negen infanterie-eenheden ter beschikking. Bovendien leverden zij samen met de Ubii de kern van de Germaanse lijfwacht van de keizer die een dergelijke reputatie genoot dat zij al spoedig gewoon de Bataven werden genoemd. Wij weten anderzijds uit de antieke bronnen dat de Frisii net als de Batavi en de Ubii troepen leverden aan het Romeinse leger en dat reeds vanaf 12 v.C. Onder meer Cassius Dio schreef in het kader van de campagnes van Drusus tegen de Chauci over de Frisii:
Drusus viel het gebied van de Chauken binnen, waarbij het er even slecht voor hem uitzag doordat zijn schepen op het droge kwamen te liggen door het getij van de Oceaan. De Friezen, die een paar afdelingen voetvolk met hem mee hadden gestuurd, kwamen hem ter hulp. (54, 32 vert. G.H. DE VRIES)
Deze troepen waren zeker geen reguliere eenheden. Sedert hun zege tegen de Romeinen van 28 n.C. lijkt het alsof die levering van troepen sterk verminderd is. Hun naam werd pas in de 3de eeuw verbonden met een etnische eenheid, toen verschillende Friese eenheden werden ingezet in forten langs de Muur van Hadrianus, onder meer in Housesteads waar een cuneus Frisiorum de dienst uitmaakte. Dat wil echter niet zeggen dat de Romeinen tijdens de 1ste eeuw n.C. niet bij deze volksstam rekruteerden. Maar de epigrafische teksten die dat bevestigen zijn bijzonder schaars en bovendien vaak moeilijk te interpreteren. De talrijke schrijfwijzen zoals Frisiaeo, civis Frisiaus, Frisiavus, Frisaonus, en zo voort, laten niet altijd toe uit te maken of de betrokken persoon tot de Frisii of de Frisiavones hoorde. Uit de 1ste eeuw n.C. dateert alvast een duidelijk grafopschrift van een Friese lijfwacht van Nero Caesar (6-33 n.C.), de zoon van Germanicus (CIL VI 4342):
Bassus Neronis | Caesaris corpore | custos natione Frisius | vix(it) a(nnos) XL
Bassus, lijfwacht van Nero Caesar, Fries van geboorte, heeft 40 jaren geleefd.
De grafsteen werd gevonden in het zogenaamde columbarium van de vrijgelatenen van Nero Drusus langs de Via Appia. Deze inscriptie is de oudst geschreven bron die verwijst naar de Frisii in het Romeinse leger. Het lijkt er op dat Bassus door Germanicus voor zijn lijfwacht werd gerekruteerd tijdens zijn campagnes van 14-16 n.C. Na zijn dood maakte Bassus deel uit van de lijfwacht van Nero Caesar. Hij stierf vóór 33 n.C. Op hetzelfde ogenblik diende bij de lijfwacht van Nero Caesar ook een zekere Hilarus, Frisiaeo van geboorte (CIL VI 4343). Vermoedelijk was ook hij een Frisius. Vervolgens moeten wij wachten tot de 2de eeuw n.C. Een grafmonument dat gevonden werd op het grafveld van de equites singulares in Rome, was bestemd voor de Friese ruiter Aurelius Verus (CIL VI 3230). Het enige militaire opschrift dat een militair vermeldt die tot de Frisii hoort, is het diploma militare van Göhren bij Pappenheim (Duitsland) (CIL III 37). Het diploma dat dateert van de periode tussen 125 en 138, was uitgereikt aan een ruiter van de Ala I Hispanorum Auriana. De ontvanger was een Frisius die met een Bataafse vrouw gehuwd was. En zo weten we dat nieuwe historische inzichten niet altijd zo nieuw zijn.
Foto: grafstenen van de Bataafse lijfwachten met onder meer de grafsteen van Bassus, Rome, Museo delle Therme, 31 juli 2013.