Eén van de absolute meesterwerken van de prentkunst is de Vollard-suite van Picasso, een set van 100 etsen die Pablo Picasso tussen 1930 en 1937 creëerde.
De Vollard-suite omvat onder meer overpeinzingen over Rembrandt en de kunstenaar aan het werk, wilde afbeeldingen van de mythische Minotaurus en, misschien wel het beroemdst, de relatie van Picasso met zijn toenmalige 'muze' en minnares, Marie-Thérèse Walter. Picasso leidde in die periode een bijzonder turbulent leven. Liefst zes jaar kostte het de kunstenaar om al de prenten te maken. Het resultaat was niet alleen fantastisch, maar opende ook een venster op het turbulente en gepassioneerde leven van Picasso tussen 1931 en 1937.
Picasso was een liefhebber van stierengevechten. Geregeld was hij gast in de arena’s van Arles en Nîmes waar hij de spektakels bijwoonde. De stier en het stierengevecht zijn een vaak voorkomend thema in zijn werk. De opgraving van Knossos door Arthur John Evans leidde ondertussen tot een grote belangstelling voor de mythe van koning Minos, de zoon van Zeus en Europa. Hij liet Daedalos een labyrint bouwen, een gevangenis voor de verschrikkelijke minotauros, half-mens half-stier, aan wie Pasiphae na paring met een stier, het leven had geschonken. Met de opgraving van het paleis was het labyrint van de mythe gevonden. De talrijke stiermotieven alsook de fresco’s van het acrobatische stierenspringen refereerden volgens de archeologen misschien aan een stiercultus die aan de grondslag van de legende lag.
Ook op kunstenaars oefende dit Knossos een grote aantrekkingskracht uit. André Masson was een van de eerste twintigste-eeuwse kunstenaars die de mythe in zijn werk integreerde en een impuls gaf aan de heropleving ervan. Voor de surrealisten vertegenwoordigde de Minotaurus het donkere centrum van de gewelddadige, irrationele verlangens van de mens. De minotaurus symboliseerde de dierlijke instincten en de vernietigende werking van de onderdrukte hartstocht. De mythe sloot nauw aan bij de psycho-analytische inzichten van Sigmund Freud die in die jaren grote invloed hadden. Picasso’s referenties aan de ‘Kretenzische’ iconografie in schilderijen en prenten van rond 1930 zijn duidelijk schatplichtig aan de opgravingen van Evans en de oude verhalen over de minotaurus. In de Vollard Suite verscheen deze als een zachte minnaar en bon vivant die geleidelijk transformeerde in een verkrachter en vrouwenverslinder. In die jaren was zijn huwelijk met Olga Khokhlova erg getroubleerd terwijl hij zelf in verwarring verkeerde door de zwangerschap van zijn jonge minnares Marie-Thérèse Walter. De kunstenaar voerde de minotaurus op als symbool voor de dualiteit in de mens die voortdurend heen en weer wordt geslingerd tussen eros en thanatos.
Eén van de mooiste prenten is deze van de minothaurus die zich teder over een slapende vrouw buigt. Hij is tegelijk brutale aanwezigheid en tedere minnaar. “Hij bestudeert haar, tracht haar gedachten te lezen,…., tracht te achterhalen of zij van hem houdt omdat hij een monster is… Het is moeilijk te zeggen of hij haar wil wekken of doden” zo merkte Françoise Gillot, die in 1944 de minnares van Picasso werd, op.