De antieken en burgerzin!

Gepubliceerd op 4 juli 2020 om 22:06

In het najaar van 2010, werd in het Vlaams Parlement een actualiteitsdebat gehouden over het bevorderen van burgerzin en democratische attitudes bij de Vlaamse jongeren. Voorstellen allerhande werden geformuleerd. Tijdens de laatste week van juni werden de nieuwe eindtermen voor het secundair onderwijs goedgekeurd. ‘Voor het eerst in de geschiedenis wordt “burgerschap” opgenomen in de algemene eindtermen’. De nieuwe eindtermen voorzien in een echte leerlijn inzake democratie en samen­leven. Het GO!-onderwijs denkt op dit ogenblik aan een apart vak ‘burgerschap’. Toen ik dat las stelde ik mij de vraag waarom je hiervoor in godsnaam een nieuw vak nodig hebt wanneer vakken als geschiedenis, (klassieke) talen, godsdienst of moraal daartoe alle mogelijkheden bieden?

In 1947 verscheen in de keurreeks van het Davidsfonds het boekje “Hellas en de West-Europese cultuur” geschreven door Willy Peremans. Hierin verdedigde de auteur het humanisme, geworteld in de Grieks-Latijnse traditie. De gruwel van de twee wereldoorlogen had in Europa diepe wonden geslagen. Een bovenmenselijke taak wachtte de Europese leiders om uit het puin, veroorzaakt door het geweld, een nieuwe maatschappij op te bouwen. Het was daarom belangrijk de wereld te verstaan in en door het verleden. De Griekse geschiedenis, die volgens de auteur dé bakermat is van de West-Europese cultuur, leverde een onmiskenbare bijdrage aan de ontwikkeling en de vorming van Europa. En zo verschafte W. Peremans een beknopt maar vrij systematisch overzicht met als doel die bijdrage van de Griekse cultuur te duiden. In 1950 publiceerde Pieter Lambrechts bij het Willemsfonds “Wat Hellas en Rome ons gaven”. Hierin behandelde hij op een meer uitvoerige wijze de bijdrage van de Grieks-Romeinse wereld aan de westerse cultuur. Hij wilde doordringen tot het wezen en het genie van beide volkeren en aantonen welk aandeel zij hebben gehad in de vorming van de West-Europese samenleving. Die bijdrage van de Grieken en de Romeinen duurt tot de dag van vandaag. Literatuur en beeldende kunsten blijven de hedendaagse kunstenaars en auteurs inspireren. Willy Peremans merkte in zijn inleiding er terecht ook op dat “iedere tijd opnieuw zijn standpunt tegenover de Oudheid heeft te bepalen”. Iedere tijd heeft immers zijn eigen vragen. Iedere historicus staat met beide voeten in zijn eigen tijd en ziet het verleden van uit het perspectief van zijn tijd.

Ons woord 'democratie' is een Grieks woord. Het was de vader van de geschiedschrijving, Herodotus, die in de 5de eeuw v.C. voor de eerste maal schreef: “Als het volk de macht bezit, dan draagt dit bewind de allermooiste naam: democratie”! In de jaren die volgden hebben de Grieken die democratie verder vormgegeven! Het leidde tot een opwindend experiment in het Athene van tweede helft van de 5de eeuw v.C. De Atheense staatsman Pericles refereerde daaraan in zijn lijkrede ter ere van de gesneuvelden op het einde van het eerste jaar van de Peloponnesische oorlogen tussen Athene en Sparta. Vol trots verklaarde hij : “Wij hebben een staatsvorm, die niet een navolging is van de wetten van onze naburen. Wij zijn een voorbeeld voor anderen, veeleer dan dat anderen ons tot voorbeeld strekken. Zijn naam is democratie, volksregering, omdat invloed op staatszaken bij ons niet een voorrecht is van weinigen, maar een recht van velen.” Is dat net niet wat wij nog tot op de dag van vandaag in de actuele internationale politiek waarnemen? Zijn dat net niet de waarden die wij, de westerse democratieën, voortdurend proberen uit te dragen: vrijheid, gelijkheid, beslissen bij meerderheid en politieke verantwoordelijkheid? Het was een tijd van directe participatie van het volk aan de politieke besluitvorming. De filosoof Protagoras verklaarde ondubbelzinnig dat “iedereen aan het politieke leven kan deel nemen, want dat er anders geen staten kunnen bestaan.” De grote Socrates had er zijn leven veil voor. De invloed van de Griekse filosofen op ons denken over staat en democratie kan moeilijk overschat worden. De geschriften van Plato en Aristoteles over de ideale staat zijn onvervangbaar. Ondertussen schreef Thucydides, die als tijdgenoot verslag uitbracht van de Peloponnesische oorlogen, zijn methodekapittel over de wijze waarop een historicus/journalist moet omgaan met zijn bronnen. Het is een revolutionaire tekst die nog lang zou nawerken. Onder meer de Romeinse historicus Lucianus had deze tekst ongetwijfeld gelezen. Als basis voor actuele verslaggeving zou dit methodekapittel nog steeds zonder probleem een voorbeeld kunnen zijn voor hedendaagse journalisten.

De Romeinse intellectuelen hebben verder nagedacht over de ideale staatsvorm. Cicero was niet zo te vinden voor die directe democratie zoals die in Athene tot stand was gekomen. Het leverde voor hem te veel chaos op zoals hij dat ventileerde in zijn redevoering ter verdediging van Lucius Valerius Flaccus. Hij pleitte veeleer voor een staatsvorm die opmerkelijk dicht bij onze representatieve democratie staat en was in de ontwikkeling van zijn politieke ideeën zonder twijfel schatplichtig aan de geschriften van Plato en Aristoteles. Het neemt niet weg dat de politieke geschriften van Cicero mijlenver af stonden van de dagelijkse realiteit zoals die was vorm gegeven in de ‘Res Publica’. De term verwijst naar ‘de gemeenschappelijke en publieke aangelegenheden van het volk’. In feite functioneerde de res publica als een representatieve vertegenwoordiging met gemengde instellingen die het democratisch proces slechts bij mondjesmaat toelieten en de werkelijke macht in handen legden van de aristocratie. Herkennen we hier ook niet een aantal echo’s van in onze huidige maatschappij? Met het Romeinse keizerrijk kwam er een einde aan de ‘Romeinse democratie’. Maar ondertussen had het Romeinse Rijk een dergelijke uitbreiding genomen, dat dit voor andere problemen zorgde. Rome, net als de andere grootsteden van het rijk was een smeltkroes van bevolkingsgroepen. Problemen van racisme en onzekerheid waren ook toen aanwezig. Maar wanneer je tegelijk ziet hoe de Romeinen getracht hebben de integratie van die verschillende volkeren in dat Romeinse Rijk te realiseren, dan zou dit voor onze westerse democratieën wel eens een mooie bron van inspiratie kunnen zijn voor de ontwikkeling van onze eigen multiculturele maatschappij. De Spanjaarden Traianus en Hadrianus en de Libiër Septimius Severus werden Romeinse keizers. Een functionaris van Bulla Regia in Noord-West Tunesië, een vijftal kilometer noordwaarts van Jendouba, werd één van de hoogste keizerlijke gezagsdragers in Gallia Belgica tijdens de regering van Marcus Aurelius. Dat waren geen uitzonderingen !

Uiteraard zorgde die ongelooflijke maatschappelijke veranderingen voor een sterke onrust, voor sociale spanningen. Bovendien kende het Romeinse Rijk een bijzonder grote kloof tussen rijken en armen, zonder de aanwezigheid van een sociaal vangnet. Het is in die context dat het christendom ontstond. Naast het feit van de ontwikkeling van een monotheïstische godsdienst en het specifieke religieuze aspect zien we hier ook ideeën ontstaan rond gelijkwaardigheid van alle mensen, van respectvol omgaan met elkaar. Het was ook een periode waarin de ‘vredesgedachte’ voor de eerste maal politiek werd vormgegeven. Het feit dat keizer Augustus, de tijdgenoot van Jezus Christus, ondanks alle oorlogen die hij heeft gevoerd ter uitbreiding van het rijk, voor velen nog altijd geldt als een vredesvorst is in belangrijke mate het gevolg van zijn Ara Pacis, zijn altaar van de vrede, en zijn vredescommunicatie. Maar die vrede beperkte zich tot de volkeren binnen het rijk en was in wezen een ‘gewapende’ vrede. De Pax Christiana steeg uit boven het Romeinse concept en beperkte de wereldvrede niet enkel tot de inwoners van het Romeinse Rijk, maar strekte zich uit over alle mensen die hoorden tot de Christelijke gemeenschap waar ter wereld ook.

Dit al te korte overzicht toont aan hoe diepgaand de Grieks-Romeinse cultuur heeft ingewerkt op onze Westerse democratie, op ons hedendaags gedachtengoed over burgerschap en maakt ook duidelijk dat het onderricht hierin wel degelijk zijn waarde heeft. Wij spreken toch nog van de ‘humaniora’, het onderwijs dat ons tot betere mensen vormt en niet enkel tot ‘human ressources’, dit wil zeggen ‘menselijke productiemiddelen’. De aantoonbare vakoverschrijdende vaardigheden die je meedraagt na zes jaar secundair onderwijs in geschiedenis en Latijn (en Grieks) zijn, naast een kritische geest ook aandacht voor burgerzin gebed in een democratische samenleving! Vandaar ook dit pleidooi voor geschiedenis, klassieke talen en literatuuronderwijs. Het pijnlijke is immers dat wij de hieraan steeds minder ruimte geven. Het risico bestaat dat wij daarmee ook in belangrijke mate de fundamenten van onze democratie over boord gooien. Een gemeenschappelijk verleden verbindt ons dan immers niet langer. Het risico is reëel dat het verleden zijn betekenis verliest omdat ons historisch referentiekader geleidelijk wordt vernietigd. In dat licht is het ongetwijfeld niet zonder belang dat Jean-Claude Juncker enkele jaren geleden in een interview met het Duitse weekblad Der Spiegel het volgende liet optekenen: "Wie denkt dat de eeuwige vraag van oorlog en vrede in Europa niet meer actueel is, zou zich hevig kunnen vergissen. De demonen zijn niet weg, ze slapen alleen maar."

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.